|
||||||||
Helemaal van Down Under komt ons de muziek aangewaaid van een ensemble dat een muziekgenre bedrijft, waarin de Mongoolse keelzang vermengd wordt met Turkse Taksim. Ik stel me voor dat u bij dergelijke omschrijving een beetje geneigd bent de wenkbrauwen te fronsen, maar dat hoeft niet: “Dakshin Khun” betekent zoveel als “Southern Man” en zodra u dat weet, krijgt u natuurlijk als vanzelf een bepaalde invulling bij een plaattitel als deze. Equus is het geesteskind van John Robinson, ancien uit de Australische roots- en world scene en Bukhu Ganburged, nieuwkomer in Australië, zanger en specialist op de “Morin Khuur” ofte “horse fiddle”, een snaarinstrument dat in Mongolië vaak gebruikt wordt en dat je gezeten bespeelt, met de klankkast van het instrument tussen je knieën geplaatst. Robinson bespeelt de Oud, naast “gewone” en slide gitaar. Ze worden op deze plaat vergezeld door Andy Busuttil, die een waaier aan blaasinstrumenten de baas is en door percussionist Tunji Beier, die allerlei trommels met heel vreemd klinkende namen beroert. De plaat bevat tien liederen, waar nergens een componist bij vermeld wordt, zodat ik vermoed dat het om volksmuziekjes uit Mongolië gaat en die klinken bepaald aantrekkelijk, door het vermengen van die typische keelzang, waarbij je als vanzelf aan Huun Huur Tu denkt en de Oudklank, die je meteen naar Anatolië verplaatst. Waar ik bij andere Mongoolse artiesten al eens de neiging heb om na een paar nummers af te haken, met een ietwat blasé houding van “nu heb ik het wel gehoord”, blijft deze plaat me wel de hele tijd boeien, precies doordat er voldoende variatie in zit: de percussie is super effectief, de fluitjes en saxtonen worden erg adequaat ingezet en, als je een schalmei of bouzouki hoort, kom je in een mix-wereld terecht, waarin maar al te zeer duidelijk wordt hoezeer muziek hoe dan ook “van de wereld” is. Bij voorbeeld in “Black Yak”, een lied waar ik geen jota van begrijp, maar waarvan ik de akkoordenreeks wel “uitermate Westers” kan noemen, wordt duidelijk dat Turkse tonen en Mongoolse keelklanken perfect te rijmen vallen met een schema dat we maar al te goed kennen. Dat levert een dikke veertig minuten erg aangenaam luistervertier op, van een gezelschap waar we nooit van hoorden, maar dat, zoals zal blijken, al snel opnieuw ons pad zal gaan kruisen. Ik verklaar me nader: deze debuutplaat is al enkele jaren oud, maar komt nu pas hier aanwaaien, uiteraard via Utrecht en Xango. Er is intussen een opvolger klaar, maar daar leest u elders in deze kolommen meer over. Ik wilde deze regels alvast posten, omdat ik er zeker van ben dat die tweede plaat mensen ertoe zal aanzetten op zoek te gaan naar deze eersteling. Dat zal overigens volkomen terecht blijken, maar dàt moet u dan maar gewoon van mij aannemen ! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||